Een NFS-server is een systeem dat een of meer mappen exporteert, terwijl een NFS-client een systeem is dat een of meer mappen van een server koppelt. Een host kan zowel een NFS-server zijn als een client van andere servers.
Een server bepaalt welke clients een geëxporteerde directory kunnen mounten door het IP-adres van de client te vergelijken met een lijst met toegestane hosts voor de gevraagde directory. De server kan ook een export aanwijzen als alleen-lezen of alleen-lezen voor bepaalde clients.
In tegenstelling tot andere netwerkbestandssystemen, hoeft een NFS-client niet in te loggen op de server bij het mounten van een geëxporteerde directory. De server vertrouwt erop dat de client gebruikers verifieert (met Unix-inloggegevens of met Kerberos5-verificatie) en de ID van de huidige gebruiker verstrekt bij het openen van geëxporteerde bestanden. U mag dus alleen clienthosts die u vertrouwt toestaan geëxporteerde mappen te koppelen.